
De Autoriteit Persoonsgegevens en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verschillen van mening over de term ‘volgverkeerslicht’. Waar ze het wél over eens zijn: het privacybewustzijn van gemeenten en provincies moet en kan veel beter.
Opschudding
‘Amsterdam neemt geen volgverkeerslichten in gebruik door privacyrisico’s.’ In januari zorgen krantenkoppen met deze strekking voor opschudding in de verkeerswereld. De zogeheten intelligente verkeersregelinstallaties of iVRI’s (nóóit stoplichten zeggen) staan in 89 gemeenten verspreid over het land. Naar verwachting zal het aantal alleen maar toenemen. Dat er in de hoofdstad zorgen zouden zijn over de privacy van verkeersdeelnemers is daarom groot nieuws. Dat de voornaamste zorgen economisch van aard zijn en dat de gemeente Amsterdam de ontwikkelingen rond iVRI’s blijft volgen, wordt in de media aanzienlijk minder breed uitgemeten. Wat rest is onduidelijkheid. Hoe zit het precies met de intelligentie van de installaties? Wat moet een gemeente of provincie weten voordat er een besluit over valt?
Verkeersdoorstroming
Traditionele Nederlandse verkeersregelinstallaties ontvangen signalen over voertuigen via detectielussen in de grond, die meestal op ongeveer honderd meter van een kruispunt liggen. Deze lussen geleiden stroom, die reageert op het metaal van passerende voertuigen. Het is een ‘domme’ maar effectieve manier om te weten of er verkeer aan komt. De belofte van iVRI’s is dat ze verkeersdeelnemers eerder detecteren – al vanaf een kilometer – én dat ze weten om wat voor soort verkeer het gaat. Dat is goed voor een soepele verkeersdoorstroming. Daarnaast kan het systeem een ambulance met spoed voorrang verlenen zonder de rest van het verkeer te ontregelen. Ten slotte kan het systeem verkeersdeelnemers informeren over hoelang het licht nog op rood of groen blijft. Handig voor vrachtwagenchauffeurs. Zij hoeven daardoor minder te remmen of op te trekken, wat leidt tot minder dieseluitstoot.
Kip-en-eiprobleem
Een deel van deze beloftes is nog toekomstmuziek. Om met iVRI’s te communiceren, moeten verkeersdeelnemers namelijk beschikken over een app of een ingebouwd systeem in hun voertuig. Dit is al ingebouwd in bijvoorbeeld de Flitsmeister-app, die zo’n 3 miljoen gebruikers heeft, en bij de ongeveer 940 ambulances in Nederland. Door nu iVRI’s te plaatsen, zorgen overheden ervoor dat deze ontwikkeling zich de komende jaren zal voortzetten en stimuleren ze dit actief. Marcel Westerman, die zich in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) al zes jaar bezighoudt met de uitrol van iVRI’s, spreekt van een kip-en-eiprobleem: ‘Om meerwaarde te krijgen, heb je bussen, nood- en hulpdiensten, fietsers, voetgangers en logistiek nodig die kunnen communiceren met de iVRI’s. Daarvoor moeten veel wegbeheerders eigenlijk heel veel iVRI’s realiseren, maar dát wordt pas zinvol als er ook veel bussen et cetera zijn aangesloten.’ Volgens hem zou Amsterdam de meerwaarde ‘echt wel’ ervaren als er voldoende verkeersdeelnemers waren aangesloten.
Volledige ritten kunnen in kaart worden gebracht en de vraag is wie er bij die gegevens kan.
Privacyrisico
Vorig jaar introduceerde de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) de term ‘volgverkeerslichten’, nadat de toezichthouder in 2021 al alarm had geslagen omdat met de iVRI’s grote hoeveelheden persoonlijke informatie zou kunnen worden verzameld. Na een constatering dat de inzet van iVRI’s bij een gemeente ‘allesbehalve zorgvuldig plaatsvond’, ontvangt de minister van IenW in april 2024 een nieuwe brief van de toezichthouder. Een citaat uit deze brief: ‘Het is zeer de vraag of weggebruikers die op dit moment verkeersapps gebruiken die communiceren met de iVRI’s voldoende op de hoogte zijn van het feit dat deze gegevens gedeeld worden en ook welke risico’s hier aan verbonden zijn.’
Monique Verdier, vicevoorzitter van de AP, zegt tegen Binnenlands Bestuur: ‘Wij vinden het een groot privacyrisico dat je gegevens kunnen worden gebruikt zonder dat je het in de gaten hebt, vooral als er ook wordt gebruikgemaakt van camerasystemen. Volledige ritten kunnen in kaart worden gebracht en de vraag is wie er bij die gegevens kan.’